Herman van Bekkum, mentor-vriend-kameraad
Jaap van den Herik
De verbijstering raast nog door mijn hoofd. Herman leeft niet meer. Ada is zes dagen eerder overleden. Wat is er gebeurd? Hoe kon het gebeuren? Waarom is het gebeurd? Allemaal vragen die Jacqueline en Marc (zoon van Herman) keurig beantwoordden nog voor ik er om gevraagd had. Letty en ik wisten wel dat het met Ada niet zo goed ging, en dat Herman still going strong was. Ja, wij begrepen al veel langer dat het met Ada echt niet goed ging, want steeds vaker koos Herman voor Ada in plaats van voor zijn tweede grote liefde Schaken. Met deze bijdrage wil ik Herman en daarbij ook Ada eren, herdenken en bedanken.
Het begin
In 1932 begon het leven van Herman, in 1947 het leven van Jaap. We kwamen elkaar voor het eerst tegen in 1965. Ik was net jeugdkampioen van Rotterdam geworden. “Gefeliciteerd” sprak Herman, op een clubavond van Rotterdam “Dat is een mooie prestatie”. Hij deed het met de onbevangen openheid die zo kenmerkend voor hem is. “Ik heb gehoord dat je op de school van Goris en Ten Kate zit. Dat is een prima aanbeveling. Goris is een sterke schaker en een organisator zonder weerga. Hij zal jou ook wel benaderd hebben. Waar speel je?” “Bij Kralingen”, antwoordde ik. “Ja, daar speelde ik vroeger ook, maar ik ben niet meegegaan naar de NRSB (Nieuwe Rotterdamse SchaakBond) en daarom ben ik naar de SV Rotterdam gegaan. Dat is misschien ook iets voor jou.” “Inderdaad, ik speel ook voor de RSB, namelijk bij het SchaakGenootschap Overschie.” Dit is natuurlijk niet helemaal de weergave van één gesprek, maar excerpten uit de vele ontmoetingen die we hadden. In die tijd waren voor mij Van Bekkum en Van Bockel de grote enthousiaste schakers van Rotterdam.
De SV Rotterdam
Bij de laatste wedstrijd van de competitie 1965/1966 was ik als toeschouwer aanwezig. Rotterdam werd clubkampioen van Nederland. Het was groot feest. Wedstrijdleider Justus de Hooge en Van Bekkum kwamen naar me toe en vroegen: zou jij volgend jaar ook niet in Rotterdam willen komen spelen? Ik hield het eerst nog even af, want Goris had me gevraagd voor Tediro (Technische Dienst Rotterdam) en bood aan de reiskosten te betalen (ik ging in Amsterdam studeren) en nog iets extra. Maar ik koos voor de toekomst, voor Van Bekkum en De Hooge, voor Rotterdam en kwam in een team met Kuijpers en Jongsma. We begonnen goed en eindigden hoog. We werden echter niet opnieuw kampioen van Nederland. Het jaar daarop waren ook Timman en Böhm aangetrokken en met hen werd het echt groot feest. In 1968 werden we clubkampioen van Nederland. Toen ik in dat jaar ook nog Studentenkampioen van Nederland werd sprak Herman me aan: “Jaap, nu is het uitkijken geblazen want je wordt of schaker of wiskundige.” Ik was tweede jaars wiskunde student aan de VU. Ik besloot het aan te zien. De studenten-wereldkampioenschappen in Ybbs werden geen succes (4½ uit 10) en Timman werd steeds beter. Herman: “misschien was ik in mijn tijd niet zo goed als jij maar ik zou eerst mijn wiskunde studie afmaken als ik jou was.” Ik keek hem aan en deed wat hij zei. Dat was nog eens een mentor, een vriend en een mentor in één.
De TH Delft
In februari 1974 studeerde ik met lof af in de wiskunde. Herman: “Nu kun je gaan schaken als je denkt dat je echt goed bent.” “Je kunt ook goed worden” sputterde ik nog, “als je maar hard genoeg werkt.” Ik mocht nog tien maanden aan de VU blijven als onderzoeker. In 1975 werd ik aangesteld als medewerker bij de TH Delft (nu TU Delft geheten, toen de Hogeschool van Pa Timman en natuurlijk van Professor Van Bekkum die rector was geworden). Alles was nieuw voor mij en toen ik mijn fiets in de begintijd eens voor de TH neerzette op het pleintje voor het beeld van Prometheus (Julianalaan 132) kwam mij dat op een heuse reprimande te staan van huismeester Romeijn (voor de zekerheid, hij had helemaal gelijk). Een paar dagen later liep ik in de gang naar de kantine (Julianalaan 134) en zag de deur van de rectorskamer open staan. “Ha die Herman, hoe gaat het als rector?” “Ha, die Jaap, wat doe jij hier? Kom binnen, ik heb een kwartiertje, twintig minuten; wil je wat drinken?” Vervolgens bestelde hij twee frisdrankjes bij de huismeester: voor hem en een belangrijke gast. De huismeester hield zich goed toen hij binnenkwam met de flesjes en ons zag zitten (rector Herman (42) en Jaap (27)). Ik heb het Romeijn later verteld en toen moest hij er ook hartelijk om lachen.
Promoveren
Natuurlijk ging Herman door als altijd. ”Wat doe je nou bij ons?” “Ik ben bezig te kijken of ik iets aan complexiteitstheorie kan doen” Na verloop van tijd: “hoe gaat het?” “Het schiet nog niet erg op” “Waarom ga je dan niets aan je hobby doen? Tijdje later: “Dank voor de suggestie die je deed op de parkeerplaats bij het clublokaal.” En zo begon ik in 1977 met promotie-onderzoek op het gebied van Kunstmatige Intelligentie en Computerschaak. Dat schaken bleef ons verbinden. Ik herinner me nog heel goed dat je me opbelde en zei: “Jaap, we spelen binnenkort onze jaarlijkse schaakwedstrijd met de hoogleraren tegen de studenten. Ik wilde vragen of je meedoet.” Ik zei: ”dat is leuk en dan mag ik meespelen als Ph.D. student bij de studenten?” “Welnee, ben je gek, we hebben je nodig bij de hoogleraren en je speelt aan bord 1.” Ik was een klein beetje overdonderd en vroeg wie doen er nog meer mee? Hij noemde een aantal hoogleraren en zei toen “ik heb ook Henk Zeevalking gevraagd en als jij nu Max Viergever vraagt hebben we zeven hoogleraren en drie goede schakers.” De hoogleraren wonnen.
De promotie ging gestaag verder. Immers, ik was de gehele dag bezig met mijn hobby en met mijn vrienden: Euwe, Adriaan de Groot, Joop Doorman, Henk Lombaers, Bob Herschberg, Jenny de Jong- Gierveld. Op de achtergrond keken mee Herman van Bekkum en Han Baudet (ja, opa van). Het was het eerste proefschrift in Nederland over Kunstmatige Intelligentie. Opnieuw grote dank, Herman, voor je stimulerende rol.
Corry Vreeken
In die tijd was Herman, actief als altijd, Corry Vreeken opgevolgd als voorzitter van de SV Rotterdam, die in de competitie uitkwam onder de naam Volmac Rotterdam. Na mijn promotie (1983) zei hij tegen me “Jaap, ik neem aan dat jij me opvolgt als voorzitter van Rotterdam”. Ik vroeg om beraad en toen ik in 1987 hoogleraar werd in Maastricht zei ik eerlijk tegen hem: “ik zie het niet zitten om dat voorzitterschap er nog bij te doen.” Hij begreep het als vriend en kameraad, en vertelde dat hij iemand anders ging zoeken .Toen hij met emeritaat ging (gewoon doorwerken natuurlijk) bedacht hij allerlei leuke zaken met schaken, scheikunde en ons beiden. Samen met Piet de Jong en Marcel Bergen (SV Maassluis) richtten wij de Stichting Corry Vreeken op. Het leek me gepast dat Herman voorzitter zou worden, maar hij dacht er anders over. “Het is beter dat jij het wordt want ik ga eerder dood en dan kan jij gewoon nog een tijd voorzitter blijven.” Je was een kameraad voor het leven en bent (en blijft) dat ook na het leven. Heel veel dank voor alles, vooral voor de vriendschap.